WoningWeetjes.nl - Meer weten over wonen!

Tuinvogels voeren

Vogels voeren is niet allen nuttig maar ook erg leuk. Je kunt vanaf november beginnen met wintervoer te geven. Maar ook na de winter kunt u met mate bijvoeren. Als de vogels eieren gaan leggen en jongen krijgen, kunnen ze wel wat extra voedingsstoffen gebruiken. Zo helpt u de vogels en zij bezorgen u veel kijkplezier.

Waarom vogels voeren?
In de winter trekken veel zangvogels de dorpen en steden in omdat ze weten dat daar meer te halen valt. Uw voer bijvoorbeeld. Tijdens strenge winters hebben de vogels dit ook echt wel nodig. Insecten zijn weggekropen, bessen raken op en zaden zitten verstopt onder sneeuw en ijs. Tijdens een koude winternacht kan een klein vogeltje wel tien procent van zijn lichaamsgewicht verliezen. Zij hebben een lichaamstemperatuur van veertig graden en om die op peil te houden moeten ze veel voedsel verteren. Als er dan iets extra’s ligt is dat natuurlijk ideaal.
In het voorjaar zijn zaadeters vooral gebaat bij extra voeding. Huismussen, vinken, groenlingen en putters gaan vaker dood in het voorjaar dan in de winter, want dan zijn er te weinig zaden.
Vogels mag u dus het hele jaar door voeren. Als ze te veel krijgen, laten ze het gewoon liggen. Maar over het algemeen weten ze een extra lekker hapje erg te waarderen. Vogels die bijgevoerd worden, worden hier niet afhankelijk van zoals men vroeger dacht. Ze vertrouwen namelijk niet op één voedselbron. Vogels die bijgevoerd worden halen tachtig procent van hun voedsel ergens anders vandaan. Ze houden van een gevarieerde maaltijd en gebruiken ons voer als aanvulling.  Fitte vogels hebben immers in de winter een grotere overlevingskans en brengen meer jongen groot. En op uw beurt kunt u weer van de vogels in uw tuin genieten.

Hoe en waar voeren?
Veel vogels kunt u een plezier doen als u rekening houdt met de uiteenlopende eetgewoonten van vogelsoorten. Een heggenmus is schuw en zoekt zijn voedsel voornamelijk op de grond onder dichte struiken. Een pimpelmees vindt zijn voedsel in een boom en een merel houdt het liefst het overzicht vanaf een voederplank.
Vogels die voornamelijk op de grond zitten zijn: winterkoning, heggenmus, vink, roodborst en merel.
Voederhuisjes zijn voor verschillende vogelsoorten geschikt, het eten blijft droog en dus langer goed.
Op een voederplank komen veel vogelsoorten af, grote en kleine. Als u deze op een open plek zet, kunen de vogels goed een vijand aan zien komen. Nadeel is dat duiven en kraaien hier ook goed bij kunnen.
Silo’s zijn bedoeld voor de kleinere vogels. Merels, duiven en kauwen zijn te zwaar en kunnen geen grip krijgen. Het voordeel van silo’s is dat je meerdere soorten voer (droog) kunt aanbieden.

Wat kan ik voeren?
Snavels van vogels zijn aangepast aan het voer dat ze eten. Een mus heeft een kegelvormige snavel zodat hij gemakkelijk zaden kan kraken, een merel heeft een langere snavel om wormen uit de grond te kunnen trekken. Dus aan de snavel kun je meestal wel afleiden wat een vogel op zijn menu heeft staan.
Merels, zanglijsters, koperwieken, kramsvogels en spreeuwen eten graag brood, gewelde krenten/ rozijnen, schillen en klokhuizen, bessen, etensresten (rijst en aardappelen) zonder het zout. De beste voerplek voor deze vogels is op grond, sneeuwvrij met beschutting in de buurt.
Mezen eten graag vetbollen/ blokken, ongebrande/ ongezouten pinda’s, kokosnoten, vogelzaden en zonnepitten. Voor hen is een voedertafel/ huisje een goede optie.
Winterkoninkjes, heggenmussen en roodborstjes eten heel graag universeelvoer, meelwormen, broodkruimels, maden en andere larven en ongekookte havermout. Dit krijgen zij het liefste geserveerd op een beschutte, sneeuwvrije plek.
Mussen, vinken en groenlingen zijn dol op bruin brood, onkruid-zaden, gemengd strooivoer, zonnepitten, en etensresten zonder zout op de grond of op een voedertafel.
Spechten, boomklevers en boomkruipers lusten graag spekzwoerd, ongebrande/ ongezouten pinda’s, vetblokken en zonnepitten. Zij eten dit graag op een rustige plek, vastgemaakt aan een boomstam.
Voor alle vogels geldt dat als het vriest de problemen, zeker als er geen sneeuw ligt die ze kunnen ophappen, pas echt beginnen. Lauw water in een vogelbadje kan de vogel verleiden om een lekker bad te nemen, dus dat is geen optie, want dan bevriest het verenpak. Gaas over het water is een goede beveiliging. Ook kan het helpen als u wat suiker in het water oplost, dit voorkomt bevriezing. Of u schraapt wat ijs uit uw diepvries en legt dit buiten.